Blog
Maand: augustus 2025

Podcastkritiek: ‘Een soort god’, en hoe ik geen sekte begon
Zo veel podcasts, zoveel podcasttips. Maar in sommige podcasts wordt zo veel tijd en moeite gestopt, dat ze meer verdienen dan een tip of recensie in de krant. In navolging van de literatuur-, film- en muziekkritiek werken we samen met het Utrechtse Domein voor Kunstkritiek. Hier lees je de stukken die voortkwamen uit de summerschool The Caster & The Critic die we deze zomer organiseerden. Jasmijn Kenselaar luisterde naar Een soort god.
‘Ik wil een sekte oprichten’, zei ik tegen mijn docenten tijdens mijn eerste jaar aan de kunstacademie. Het plan was tamelijk simpel. Ik zou mezelf tot sekteleider kronen, zowel analoog als digitaal zo discreet mogelijk uitnodigingen aan belangstellenden verspreiden, een ontmoeting met mijn protegés bewerkstelligen, mijn volgelingen inwijden, minimaal duizend leden werven, vervolgens uitgroeien tot de grootste sekte in Nederland, gearresteerd worden, tijdens mijn rechtszaak pleiten dat het voor de kunst was, vrijgesproken worden en een onvoorstelbaar goed essay schrijven over mijn ervaring als sekteleider. Tot mijn spijt werd mijn plan door medestudenten en docenten als immoreel beschouwd, waardoor ik het heb losgelaten.
René L. is het wél gelukt een sekte op te richten. Het enige verschil is dat René een man is. En dat hij een stuk ouder is. En dat hij niet op de kunstacademie zat. En dat het voor hem ook geen experiment was, maar zijn zelfgemaakte realiteit.
In de podcast Een soort god van Simone Eleveld en Anneke Stoffelen horen we van de ex-volgelingen van René. Wat begint als een onschuldige kungfu-les eindigt in iets veel onheilspellenders. We horen hoe jongeren met een relatief normaal leven verwikkeld raken in een web van leugens en isolatie. Van nuchtere beste vrienden Jeppe en Joris en de empathische Manuela naar de no-nonsense Linda, René weet ze allemaal te strikken. In de laatste aflevering krijgt zelfs de inmiddels bejaarde René een platform om zijn zegje te doen. Allerlei mensen met verschillende persoonlijkheden en achtergronden komen in de podcast aan het woord. Zo kunnen opmerkingen als ‘die was er ontvankelijk voor’ en ‘die had een slechte jeugd’ vermeden worden. ‘Het kan iedereen overkomen’ is dan ook wat de podcast finaal wil zeggen. ‘Maar kan het mij dan ook overkomen?’, was de vraag die door mijn hoofd bleef rondspoken tijdens het luisteren. Zou ik zelf ook verzeild kunnen raken in een sekte? En zou ik er dan bewust van zijn dat ik erin word geluisd?
Ik zit inmiddels in mijn derde jaar aan de kunstacademie. In mijn eerste jaar voelde ik me totaal op mijn plek. Ik was opeens omringd door gelijkgestemden! Kunstacademiestudenten staan dan ook bekend om hun wokeness en ‘diversiteit’. Toch vraag ik me af hoe divers wij daadwerkelijk zijn. Want hoe divers kan een groep nou eigenlijk zijn als iedereen hetzelfde denkt en zich hier ook naar gedraagt?
Dit uit zich op school door de manier waarop er gecommuniceerd wordt. Zo merk ik dat er snel conclusies worden getrokken als je iets zegt, maar ook als je niets zegt. Een gebrek aan meepraten tijdens een les over ethiek kan al snel gezien worden als een standpunt, terwijl dat heel vaak niet het geval is. Er worden dingen voor je ingevuld. Om even een simpel voorbeeld te geven. Stel, ik zeg dat ik iets heb gekocht bij de Primark. Een opmerking die dan zou kunnen volgen binnen de context aan de kunstacademie zou iets kunnen zijn als: ‘Wow, dus jij support kinderarbeid gewoon?’ Ik krijg in dit soort situaties vaak niet de kans uit te leggen wat ik bedoel, want daarvoor is het dan al te laat; je bent al bestempeld als kinderarbeid-supporter. Misschien een wat overdreven voorbeeld, maar toch.
Daarbij zou ik denk ik gelyncht worden als ik zou uiten iets anders te stemmen dan GroenLinks, BIJ1 of een andere linkse partij. Ik stem wel GroenLinks hoor, begrijp me niet verkeerd. Dat je het even weet (dit bedoel ik dus).
Op school is er dus veel sprake van wij-zij-denken en worden veel dingen, ondanks onze open-mindedness, al snel in hokjes geplaatst (à la zwart-witdenken). Ik mis de nuance en dat gebied ertussen. Is deze manier van denken hoe een sekte ontstaat?
Een soort god heeft mij aan het denken gezet over mijzelf en de wereld om mij heen. Bij het luisteren van de podcast gaat mijn brein dan ook met me op de loop en komen er allerlei scenario’s in mijn hoofd op. Want hoe ziet de wereld er straks uit, als we zo door gaan? Leven we over tien jaar allemaal in onze eigen sekte-esque groep, zonder ook maar te luisteren naar de ander? Of is het dan al zo ver dat we in een eeuwigdurende oorlog leven? Ik weet het niet, maar het spookt wel door mijn hoofd. En dat is misschien wel enger dan de gedachte aan een sekte zelf.
Het kan heel goed dat het belanden in een sekte, zoals de podcast ook al benadrukt, niet aan het individu ligt, maar aan de samenleving. Dus ja, ook jij en ik zouden in een sekte kunnen belanden. Misschien ligt datgene waarover in Een soort god wordt gesproken dus helemaal niet zo ver van mijn werkelijkheid af.
Ik ben zelf géén sekte begonnen in mijn eerste jaar aan de kunstacademie. Maar toch ben ik er in één verzeild geraakt. Met als gemene deler… de kunst. Misschien was mijn experiment om een sekte te beginnen dus niet eens nodig; ik zat er al middenin. Net als een kungfu school is de kunstacademie niet de eerste plek waaraan je denkt bij sektes. En misschien is dat dan ook een punt dat Een soort god wil maken. Veel is er niet nodig voor een sekte. Zet een hoop mensen met dezelfde passie of ambitie bij elkaar en je hebt een mooi begin.
Hoe gaan we nu verder? Kunnen we dit patroon in de samenleving doorbreken? En wat zou ik zelf kunnen doen? Misschien organiseer ik wel een speeddate-sessie tussen GroenLinksers en FvD’ers. Of een meet and greet met boeren voor stadsmensen. Tijd voor een nieuw experiment.
Jasmijn Kenselaar is student aan de HKU Writing for Performance en was een van de deelnemers aan de summerschool schrijven over podcasts. In augustus 2022 organiseerden het Podcastnetwerk en het UtrechtseDomein voor Kunstkritiek samen The Caster & The Critic. Een driedaagse summerschool voor alumni en studenten van HKU Writing for Performance waarin deze deelnemers met de hulp van twee enthousiaste docenten in het onmetelijke podcastuniversum doken en op onderzoek gingen naar hoe je beschouwend, persoonlijk en meeslepend over dit in de kunstkritiek nog onbeschreven medium kunt schrijven. We werkten toe naar een publicatie voorafgaand- en voordracht en discussie op het Podcastfestival dit najaar in Utrecht. De summerschool werd financieel mogelijk gemaakt door de impulssubsidieregeling van de Gemeente Utrecht, het Lira Fonds en HKU Writing for Performance. Lees meer over de driedaagse summerschool en alle essays hier online en op het festival op zaterdag 17 december in de bibliotheek op het Neude.

Podcastkritiek: ‘Het monument van verloren verhalen’
Zo veel podcasts, zoveel podcasttips. Maar in sommige podcasts wordt zo veel tijd en moeite gestopt, dat ze meer verdienen dan een tip of recensie in de krant. In navolging van de literatuur-, film- en muziekkritiek werken we samen met het Utrechtse Domein voor Kunstkritiek. Hier lees je de stukken die voortkwamen uit de summerschool The Caster & The Critic die we deze zomer organiseerden. Julia de Dreu luisterde naar De Goudschat van Serooskerke.
Warme dagen, Zeeland wenkt. Ik rijd over de snelweg – ik kan de snelweg schrijven omdat er maar één door de provincie gaat – in een karavaan caravans, mijn zwarte autootje er puffend tussen. Veel Duitse kentekens. Mijn ouders hebben me opgetrommeld om op hond en huis te passen wanneer zij nu juist naar Duitsland vertrekken om te wandelen. Terwijl ik het landschap van mijn jeugd binnenrijd, luister ik naar een podcast over een Zeeuws dorp nabij mijn geboortedorp.
De podcast is getiteld De goudschat van Serooskerke en cirkelt rondom een even wonderbaarlijk als stekend gegeven: in 1966 werd in de Zeeuwse klei, op een preiveldje, een goudschat opgegraven. De vinder was boer Christiaanse. Hij mocht, aldus de Romeinse wet die nog altijd van kracht is, de helft van de buit houden en moest de andere helft aan de grondeigenaar afstaan. Zo’n duizend munten in totaal, uit 1422 tot 1622, werden verdeeld tussen de boer en de gemeente Veere. De gemeente bouwde met de opbrengst van de geveilde munten het zwembad De Goudvijver.
Voor podcastmakers Ieke Schout en Lieke Malcorps was het een uitnodiging tot nader onderzoek. Nader, want Schout, wiens opa in Serooskerke woonde, was al bekend met het verhaal. De dorpsvertelling beperkte zich echter tot de heisa die de vondst in 1966 veroorzaakte; de plotselinge nationale faam van het in nuchterheid verzonken dorp, de toeristen die weleens een blik wilden werpen op de klei waaruit de buit was opgetrokken, en ook de jaloezie die opspeelde bij de dorpsbewoners die het goud níet hadden gevonden. Sommigen zouden bevangen raken van een zekere goudkoorts, misgunden boer Christiaanse zijn eeuwenoude jackpot.
Schout en Malcorps pakken daarom de draad van de mondelinge verteltraditie weer op, en trekken met microfoon naar Serooskerke, een boerendorp ten noorden van Middelburg, op het schiereiland Walcheren. Eerst om die vondst beter in kaart te brengen. Om zo’n enorme hoeveelheid geld te vinden in de provincie die om zuinigheid te boek staat – ons bin zuunige Zeeuwen – is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. Met een lichtvoetige nieuwsgierigheid en toegankelijkheid, zonder het serieuze onderzoek uit het oog te verliezen, interviewen ze een aantal Serooskerkenaren. Dorpshistoricus Frans van den Driest laat Schout en Malcorps de locaties zien die een rol hebben gespeeld bij de vondst zo’n vijftig jaar geleden – een moeiteloos meevoeren naar de zeelucht, knotwilgen, cafés en kerken.
Dit landschap ken ik maar al te goed, denk ik wanneer ik de oprit van mijn ouders opdraai. Ook mijn geboortedorp laat zich omschrijven als een uiting van bescheiden plattelandse architectuur, met enkele voorzieningen als een café en kerk. Een zwembad heeft ons dorp niet, wel een basisschool en een supermarkt. De dorpscultuur schudde ik, toen ik ging studeren, verbluffend makkelijk van me af. Misschien ging dat zo makkelijk omdat mijn ouders ‘import’ zijn; ze zijn niet in dit dorp geboren en hebben niet altijd in de provincie gewoond. Wij woonden aan de rand van het dorp en vielen, hoewel vooral spreekwoordelijk, buiten de dorpskern.
Wanneer Malcorps de dorpshistoricus vraagt of er nog steeds sprake is van zo’n hechte gemeenschap als vijftig jaar geleden, geeft hij toe dat het sinds de komst van ‘import’ minder is geworden. Ik herken in die uitspraak de spanningen tussen nieuwkomers en ingewijden zoals die ook in mijn geboortedorp voelbaar zijn. De regio trekt toerisme vanwege het nabije strand, de grillige en stille natuur. En sommigen blijven plakken, gecharmeerd van het landschap – en, toegegeven, ook de huizenprijzen. De gemeenschapszin van Zeeuwse dorpelingen is daardoor wellicht aangetast, al schatten velen de provincie volgens mij onbegaanbaarder in dan deze in werkelijkheid is. Alsof de eilandbewoners zich nog moeten schikken naar de aanleg van de Sloedam. Des te knapper vind ik het dat Schout en Malcorps zo nabij de provinciale verhalen komen, die bij de meeste Zeeuwen niet makkelijk aan het oppervlak komen, al helemaal niet wanneer twee randstedelingen – zo doet het ABN vermoeden – hen een opnameapparaat onder de neus duwen.
Toch stuiten ze soms op tegenwerking, bijvoorbeeld wanneer ze vragen hebben aan de vinders van de schat in 1966. De enige van hen die nog leeft is de boerenknecht, die aldus de gedane research inmiddels een motorzaak in Middelburg heeft. Het enthousiasme van Schout en Malcorps brengt de man, Adrie genaamd, net aan over de schreef. Hij geeft zich dan wel gewonnen voor een gesprek van tien minuten, maar houdt daarin stug vast aan de overtuiging dat ’t niks biezonders was. Het lijkt erop dat voor de één het zwijgrecht zwaarder weegt, voor de ander het recht op vragen.
Dat zou ik kunnen interpreteren als een wantrouwen jegens randstedelingen, of een afkeer van opdringerige nieuwsgierigheid, maar het is minder defensief, denk ik. Dat de binnenvetters van het platteland niet graag over de absurditeit van een goudschat praten, is op de eerste plaats een blijk van nuchterheid, ingetogenheid. Hierachter gaat misschien een levensfilosofie schuil die tekenend is voor de terughoudende Zeeuw, die het leven en bijbehorende sores gewoon op zich af laat komen, geen vragen stelt, maar wacht tot de wind het meevoert.
Toen ik als puber over eindeloze dijken met de wind in het gezicht naar huis fietste, was dat ook een soort oefening in berusting. Ik moest gewoon wachten tot de tijd voorbijging, hield ik mezelf voor, maar de wind was nogal bruut voor mijn slungelige lichaam. De stilte van het kille landschap kon me niet inspireren, ik kon niet inzien wat er zo mooi aan was. Nu wandel ik met de hond over de dijk en denk ik daar anders over. Ik besef dat er verhalen besloten liggen tussen de welen en dronkenmansdijken – die mijn opa zo noemde vanwege de vele slingerbochten. Ik kan het gebied niet meer afschrijven als saai en voorspelbaar.
In het tweede deel van De goudschat van Serooskerke komt zo’n verwonderlijk verhaal aan het licht. Met de bevlogenheid van de dorpshistoricus richten Schout en Malcorps zich op het vraagstuk: wie begroef de munten in de klei bij Serooskerke? Wie was er destijds zo rijk dat hij of zij het geld diep in de grond stak, om het vervolgens nooit meer op te halen? Hier begint het graven in de archieven naar rijke Serooskerkenaren rond 1622, het jaar van de sluitmunt. Vanuit historisch oogpunt is dat een interessant jaar, want Nederland is dan al sinds 1568 verwikkeld in een oorlog met Spanje – die tachtig jaar zal duren – en kenmerkt zich als een totaal gemilitariseerde natie. Om op adem te komen en de economie weer enigszins te laten opbloeien, begint in 1609 de wapenstilstand, het twaalfjarig bestand. De oorlog rukt dus weer op in 1622, en als we de geïnterviewde archivaris Peter Blom mogen geloven, is het in dat jaar overal veiliger dan in Zeeland.
Het verbaast me dat ik over de rol van de provincie in de tachtigjarige oorlog nog nooit iets had gehoord – of heb ik niet opgelet bij geschiedenis? De verwondering wordt nog verder opgevoerd wanneer de lens verschuift van Serooskerke naar het nabijgelegen dorp Veere. Hier komt in 1623 de beruchte Jan Janszoon aan, alias Murat Raïs. Een in Nederland geboren, vanuit Marokko opererende piraat die tijdens het twaalfjarig bestand zijn werk verloor en zich daarom in de illegaliteit begaf – voorheen werkte hij als Kaapvaarder met toestemming van het landsbestuur. Het zou zomaar kunnen dat hij degene is die de schat begroef, zeker gezien er drie munten afkomstig uit Marokko tussen zitten.
Met schijnbaar gemak doen Schout en Malcorps alles waar het medium podcast voor lijkt te zijn uitgevonden. Ze zetten de gebeurtenis van 1966 in de schijnwerper – iets wat in het calvinistische, zwijgende Zeeland niet zo snel gebeurt – en brengen de verhalen die voortvloeien uit deze sterke ons-kent-ons-gemeenschap op slimme wijze in verband met de rol van Zeeland in het Nederland van de zeventiende eeuw. Podcasts zijn intiem, er ligt betekenis – en spanning – in het stilvallen of stotteren van een geïnterviewde, de toon waarop iemand iets zegt. Dat de intimiteit van het medium soms botst met de Zeeuwse nuchterheid, draagt bij aan de kracht van de podcast. Bovendien geldt dat wanneer Zeeuwen zwijgen, verhalen verloren raken. De podcast trekt het wonder van de polder uit de vergetelheid, plaatst de provinciale historie op een voetstuk, als het monument van verloren verhalen.
Het medium podcast zou je in dat opzicht kunnen zien als de 21ste-eeuwse vertaling van de eeuwenoude mondelinge verteltraditie, in dit geval kracht bijgezet door het startpunt, het verhaal dat van opa op kleinkind werd doorverteld. De mondelinge vertelling cirkelt wel vaker rondom een mysterie, een verhaal dat zich stapsgewijs ontvouwt, steeds groter lijkt te worden. Zoals podcasts dat ook geregeld doen. De podcast hoeft daarom als narratief niet dichtgetimmerd te zijn, mag meanderen en mijmerend worden verteld, zolang de aard van het verhaal toegankelijk is en de nieuwsgierigheid van de verteller aanstekelijk werkt. Tegenstrijdigheden en doodlopende paden kunnen naar voren komen zonder dat ze een probleem veroorzaken of opgelost moeten worden. Betekenissen en antwoorden geven zich nu eenmaal niet altijd te kennen. Het laat, kortom, de weerbarstigheid van een echt verhaal toe.
Misschien ben ik al te lang in Zeeland en begint het grillige landschap op mijn denken in te werken. Ik raak hier wel vaker ingetogener dan ik thuis ben, in de stad. Het verbaast me niet dat een landschap, uitgestrekt en weelderig als hier, van invloed is op mensen. Net zoals de geïnterviewden in de laatste aflevering van De goudschat van Serooskerke, vraag ik me af of ik het goud zelf had willen vinden. De Serooskerkenaren zijn stellig in hun antwoord: nee, dat hoeft voor hen niet. Ik schaar mij achter die uitspraak. Dat zegt waarschijnlijk iets over mijn timide, ontegenzeglijk Zeeuwse aard – ondanks het label ‘import’. Het verhaal is meer waard dan de schat zelf, concluderen Schout en Malcorps.
Door het keukenraam kijk ik naar de tuin van mijn ouders. Binnenkort komen ze terug uit Duitsland en kort daarna vertrek ik richting randstad. De indrukken van het landschap blijven vaak nog even door mijn hoofd spoken wanneer ik de provincie verlaat. Traag schud ik ze af, als het stadsrumoer zijn ruimte opeist. Het verhaal van Serooskerke zal nog wel langer blijven hangen, daarover vertel ik aan vrienden, collega’s, iedereen die het horen wil. Zo hoeven zij niet en masse naar Zeeland af te reizen. Voor het zover is ben ik nog een paar dagen hier, en zie ik de hond zijn heil zoeken in de tuin. Hij graaft alsof hij bezeten is van goudkoorts. Misschien komt hij nog iets op het spoor.
Julia de Dreu is schrijver en was een van de deelnemers aan de summerschool schrijven over podcasts. In augustus 2022 organiseerden het Podcastnetwerk en het Utrechtse Domein voor Kunstkritiek samen The Caster & The Critic. Een driedaagse summerschool voor alumni en studenten van HKU Writing for Performance waarin deze deelnemers met de hulp van twee enthousiaste docenten in het onmetelijke podcastuniversum doken en op onderzoek gingen naar hoe je beschouwend, persoonlijk en meeslepend over dit in de kunstkritiek nog onbeschreven medium kunt schrijven. We werkten toe naar een publicatie voorafgaand- en voordracht en discussie op het Podcastfestival dit najaar in Utrecht. De summerschool werd financieel mogelijk gemaakt door de impulssubsidieregeling van de Gemeente Utrecht, het Lira Fonds en HKU Writing for Performance. Lees meer over de driedaagse summerschool en alle essays hier online en op het festival op zaterdag 17 december in de bibliotheek op het Neude.

Podcastkritiek: ‘Mag ik bij jullie aanschuiven?
Zo veel podcasts, zoveel podcasttips. Maar in sommige podcasts wordt zo veel tijd en moeite gestopt, dat ze meer verdienen dan een tip of recensie in de krant. In navolging van de literatuur-, film- en muziekkritiek werken we samen met het Utrechtse Domein voor Kunstkritiek. Hier lees je de stukken die voortkwamen uit de summerschool The Caster & The Critic die we deze zomer organiseerden. Mina Etemad luisterde naar Wie is Emmy? die op het Podcastfestival in Amsterdam in premiere ging.
Als ik een podcast luister heb ik vaak het gevoel dat er iemand vlak achter me staat. Een mond vlakbij mijn rechteroor, één hand op mijn linkerschouder die me door de wereld stuurt, de warmte van een ander lichaam tegen mijn rug. Dit effect verdwijnt zodra ik een podcast luister met twee of meer hosts. Ik visualiseer ze dan altijd zittend aan tafel voor me, tegenover elkaar. En ik? Ja, waar zou ik mezelf eigenlijk positioneren?
Het is niet dat zo’n podcast meteen afstandelijker is, want de band tussen de hosts creëert ook intimiteit. Maar een verhaal beleef je natuurlijk anders als je niet het gevoel hebt dat het aan jou wordt verteld, maar aan iemand anders. Soms kun je je de derde persoon voelen die aanschuift aan tafel, soms voelt het alsof je een van de twee bent, en soms zweef je een eindje van de tafel vandaan.
Mengvorm
De nieuwe podcast Wie is Emmy? heeft twee makers, die beiden host zijn. In zestien afleveringen willen Daan Windhorst en Nikki Dekker tot een antwoord komen op de vraag wie de persoon is die lelijke, dure en frauduleuze kleurboeken voor volwassenen maakt en deze onder twee verschillende pseudoniemen verkoopt.
Wie is Emmy? is niet het type podcast met meerdere hosts dat je als chatcast zou kunnen typeren. Windhorst en Dekker zitten niet altijd letterlijk tegenover elkaar aan tafel, wat wel het geval is bij chatcasts als De Eeuw van de Amateur, Marc-Marie en Aaf Vinden Iets of De mediameiden. De hosts van dit type podcast bereiden zich enigszins voor op een opname (vaak met een draaiboek) maar werken niet met een script – het gesprek kan en mag alle kanten op gaan en er wordt nauwelijks in geknipt.
Daartegenover staan de podcasts die verhalend worden genoemd. Die zijn strak gescript en gemonteerd, met meestal één host of soms meerdere. In The Trojan Horse Affair bijvoorbeeld vertellen Brian Reed en Hamza Syed samen het verhaal, in zowel de reportages als de voice-overs. In Nederland zijn er ook voorbeelden van verhalende podcasts met meerdere hosts: Generatie 9/11 en De Val van Srebrenica kennen twee hosts en alles wat AudioCollectief SCHIK maakt zelfs drie.
Er is ook een mengvorm tussen chatcast en verhalend. Hierbij wordt er gebruikgemaakt van voice-overs en reportagemateriaal, maar er is ook een andere vertelvorm. Een van de hosts zoekt iets uit, vergaart tape of neemt een interview af, om vervolgens met de andere host de opnameruimte te betreden. De tweede krijgt de bevindingen te horen en reageert spontaan. Het verzamelde materiaal wordt dus telkens afgewisseld met een studio-/tafelgesprek, waarin de reacties en emoties van de tweede host net zo belangrijk zijn als het inhoudelijke materiaal van de eerste host.
In Nederland is er nog niet veel geëxperimenteerd met deze vorm, al hebben een paar podcasts zich eraan gewaagd, zoals Atlas en Alicante. En nu dus Wie is Emmy? Want Windhorst en Dekker startten samen een zoektocht, maar hun onderlinge gesprekken, waarin ze aan elkaar presenteren wat ze afzonderlijk hebben uitgevonden, vormen de basis van bijna elke aflevering.
Braindump
Voor zover ik weet bestaat er geen specifieke naam voor dit genre. De term braindump heb ik weleens voorbij zien komen, omdat je je hersenen leegt bij iemand die bijna niets weet over het onderwerp, die onbevangen kan reageren. Deze reactie mag van alles zijn, maar het lijkt een ongeschreven regel om niet vlak te zijn; desinteresse is immers geen reactie waarop je een verhaal kunt bouwen en waarmee je de luisteraar mee kunt krijgen.
Bij de Amerikaanse podcasts Radiolab, 99% Invisible en Reply All klinken in de afleveringen met braindumps dan ook altijd fascinatie en nieuwsgierigheid door. De hosts reageren enthousiast op de bevindingen van hun collega’s en stellen voortdurend vragen. Het is een manier om mij als luisteraar ook aan te sporen het onderwerp boeiend te vinden; de reagerende host is misschien wel mijn stand-in. De verwondering van deze persoon is wat ik ook zou kunnen – of misschien zelfs moeten – voelen. Ik zou een van de personen aan tafel kunnen zijn.
Die verwondering kan over van alles gaan, zelfs over een pietluttig onderwerp, zoals bij Wie is Emmy? Want er zit weliswaar een vreemd luchtje aan dat kleurboek, maar kleine kans dat een van de luisteraars een exemplaar thuis heeft liggen. Als Windhorst en Dekker de identiteit van de maker achterhalen, zal hun leven niet wezenlijk veranderen.
Windhorst en Dekker zijn nieuwsgierig naar de kleinste details van de wereld om hen heen, waarover ze grote vragen durven te stellen. Wat is er allemaal voor nodig om een kleurboek uit te geven? Hoe kiest Libris welke boeken ze verkopen? Wat zegt het over je als je een pseudoniem gebruikt? Voor antwoorden op die vragen gaan ze te rade bij allerlei vrienden, experts uit het boekenvak of daarbuiten, en bekende Nederlanders als Arnon Grunberg.
Het duurt wel een aflevering of drie voordat de twee hosts hun draai hebben gevonden. Dat komt voornamelijk doordat ze zichzelf in de eerste aflevering presenteren als tegenpolen: Windhorst is humoristisch, Dekker maakt hele serieuze podcasts. In de praktijk blijkt Dekker helemaal niet altijd serieus, want ze giebelt net zo hard over het kattenfobie- of schizofreniekleurboek als Windhorst. Die op zijn beurt toch ook serieus is, want wanneer hij interviews afneemt stelt hij doordachte vragen; van een jurist wil hij het naadje van de kous weten over wat er precies onder plagiaat valt.
Het is hun nieuwsgierigheid die aanstekelijk is. Naarmate je meer afleveringen hoort, ga je meer mee in de drang van Windhorst en Dekker om alles tot in detail uit te zoeken. Ze lijken er vooral plezier in te hebben hun bevindingen aan elkaar te presenteren. Windhorst zoekt uit waar de term sensitivity confidential vandaan komt die op enkele kleurplaten staat, Dekker stelt geïnteresseerde vragen over de talloze pdf’s waar hij op is gestuit. Ik zie ze enthousiast zitten aan tafel. Ze klikken door het bewijsmateriaal op Windhorsts laptop, en ik kijk over hun schouder mee naar het scherm.
Zijpad
Terwijl ik net het woord nieuwsgierigheid opschreef, moest ik plots denken aan Starlee Kine, de maker van de in 2015 uitgekomen podcast Mystery Show. Ze loste insignificante, vreemde en niet-googlebare mysteries op, zoals hoe lang acteur Jake Gyllenhaal is. Eén aflevering staat me nog goed bij, waarin een vrouw hulp vraagt aan Kine over een voorval met Britney Spears.
Kine belt de klantenservice van een evenementlocatie waar Spears zal optreden en krijgt het voor elkaar dat de medewerker openhartig vertelt over hoe waardeloos hij zich soms voelt en dat zijn vader overleed toen hij vijf jaar was. Deze ontboezemingen hebben weinig met het onderwerp van de aflevering te maken – en brengen de zoektocht nauwelijks verder – maar dat telefoongesprek is hartverwarmend en grappig tegelijkertijd. Kine is charmant, ontwapenend en nieuwsgierig. Ze lijkt er niet op uit gevatte gesprekken te voeren met onbekenden en zijwegen in te slaan. Maar wanneer dat gebeurt, omarmt ze het.
Als maker weet je dat niet alles wat je kunt vertellen relevant is, dat je niet al je materiaal kunt gebruiken, dat je je darlings moet killen. Je moet immers van A naar B, en alles wat van je pad afwijkt kan verwarrend werken voor je publiek. Maar soms, als je even de berm in wandelt, kan er iets bijzonders ontstaan en onthouden luisteraars een scène na zeven jaar nog steeds, zoals ik me die ene aflevering van Mystery Show nog voor de geest kan halen.
Waar Kine in haar eentje een zijpad insloeg, vinden de meeste afslagen in podcasts plaats als er meerdere hosts zijn. In de eerdergenoemde chatcasts als De Eeuw van de Amateur is lekker erop los associëren het beproefde recept: host nummer één begint te vertellen over ruziemakende buren, waardoor de ander moet denken aan bolognesechips en de eerste weer een anekdote over stinkende sportschoenen vertelt. Vaak zijn dit spontane associaties, wat de magie van chatcasts blootlegt; de hosts blijken hilarische hersenkronkels te hebben, gedachten waar ik zelf nooit op zou zijn gekomen, maar waarvan ik nu wel kan meegenieten.
Het aantal zijpaden, of hoelang die duren, maakt in een chatcast nauwelijks uit; er is niet echt een punt B om naartoe te werken, geen einddoel dat behaald moet worden. Als je een halfuur anekdotes over calathea’s kunt ophalen, doe je dat lekker, zolang je medehost (en daarmee je publiek) het nog leuk vindt. Of totdat diegene jou onderbreekt met een nieuw verhaal.
De weg vooruit
Dat tijdens braindumps ook regelmatig zijpaden ingeslagen worden is niet verrassend – deze podcastvorm is ook deels een chatcast. Maar omdat je een missie hebt, een hoofdvraag die je moet beantwoorden, kun je het je niet veroorloven constant af te wijken van je doel.
Aan het einde van aflevering 1 van Wie is Emmy? vraagt Dekker aan de kleurboekenuitgever welke hobby’s zij heeft. Het antwoord is niet heel verrassend of enerverend (windsurfen), en Windhorsts opmerking daarna is ongemakkelijk: ‘Ik had een oom die aan windsurfen deed, maar die is nu dood.’ Misschien is het zijn type humor en gewoon niet die van mij, maar door dit zijpaadje lijkt de afstand tussen mij en de tafel plots groter.
Eerlijk gezegd voelt het nu een beetje oneerlijk om zo’n moment uit Wie is Emmy? te pakken om iets te zeggen over zijpaden. De hele podcast zou je misschien wel als één grote ode aan het nemen van zijpaden kunnen zien. Windhorst en Dekker weigeren namelijk de weg vooruit te nemen naar het antwoord op de vraag wie Emmy is, maar willen eerst allerlei andere informatie tot zich nemen, zoals hoe het uitgeversvak in elkaar steekt. Het is vooral hun nieuwsgierigheid over de wereld die gevoed moet worden, niet per se hun drang om te achterhalen wie Emmy is.
En hoe meer afleveringen je luistert, hoe meer je beseft dat het doel voor jouzelf als luisteraar ook niet zo relevant is, maar dat het gaat om de weg ernaartoe. Die weg die doortrokken is van zijpaden en vol zit met fascinatie en nieuwsgierigheid. Die weg waar je Windhorst en Dekker leert kennen, hun enthousiasme overneemt. Ja, ik wil meer weten over waar kleurboekuitgevers hun kleurplaten vandaan hebben! Ja, ik wil weten of Windhorst zelf een geplagieerd boek kan uitgeven!
Na acht afleveringen te hebben geluisterd, blijf ik mezelf echter afvragen hoe ik gepositioneerd ben ten opzichte van de tafel waar zij aan zitten. Ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik aan kan schuiven. Die afstand is niet onaangenaam. Laat hen het werk maar doen, en laat mij maar over schouders meekijken terwijl ik om de tafel heen loop.
Mina Etemad is journalist en podcastmaker en was vanuit haar betrokkenheid bij het Podcastfestival een van de deelnemers aan de summerschool schrijven over podcasts. In augustus 2022 organiseerden het Podcastnetwerk en het Utrechtse Domein voor Kunstkritiek samen The Caster & The Critic. Een driedaagse summerschool voor alumni en studenten van HKU Writing for Performance waarin deze deelnemers met de hulp van twee enthousiaste docenten in het onmetelijke podcastuniversum doken en op onderzoek gingen naar hoe je beschouwend, persoonlijk en meeslepend over dit in de kunstkritiek nog onbeschreven medium kunt schrijven. We werkten toe naar een publicatie voorafgaand- en voordracht en discussie op het Podcastfestival dit najaar in Utrecht. De summerschool werd financieel mogelijk gemaakt door de impulssubsidieregeling van de Gemeente Utrecht, het Lira Fonds en HKU Writing for Performance.